Dansen op een verwilderde drift

‘Het werk van Francine Claassen gaat over authenticiteit, ontembare innerlijke krachten en de worsteling jezelf te blijven in een wereld die onophoudelijk duwt, trekt en op pijnpunten drukt’.
Stephanie Jansen

Aan de hagelwitte muren van haar atelier hangen drie lappen vitrage zo hoog als de ramen. Ze zijn losjes beschilderd met teksten en deels bedekt met caleidoscopische figuren die, als je dichter bij komt, samengesteld blijken te zijn uit fotoknipsels van in stof gehulde lichaamsdelen. Op de grond staan potten goudverf klaar, zojuist aangeschaft. “Een experiment”, licht Francine Claassen toe. “In mijn werk zitten bepaalde lagen die samen een verhaal vormen, maar het materiaal en het spel van maken zijn meer dan ooit aanwezig.

Wat ik maak is tijdelijk en fragmentarisch. Ik bewaar, hergebruik en verander beelden continu.

Daarnaast werk ik heel impulsief. Een collage kan in een minuut ontstaan. Die vrijbrief wil ik.

”De werken van Francine Claassen zijn uitbundig en veelvormig. Ze bestaan uit collages, geënsceneerde fotografie, installaties en sculpturale acts. De kijker staat oog in oog met een varkenshoofd dat een gedicht uitkotst en een brullende leeuw op rode mensenbenen. In stretchstof gehulde lichamen wringen zich in onmogelijke bochten. Er zijn steltlopers met beschilderde lichamen en uitgebluste mensfiguren die abstracte sculpturen omhelzen of achter zich aanslepen alsof het rotsblokken zijn.

Regelmatig duiken tekstregels op, die met spot, knipoog of melancholie gevoelens uitdrukken van onmacht en niet-weten. Het werk lijkt te verwijzen naar een oneindige en met obstakels bezaaide menselijke zoektocht naar ontsnapping, vrijheid en geluk.

“Ik toon een strijdtoneel. Hoe is het om als mensending tussen de dingen, de mensen en de natuur te zijn?

Dat gaat gepaard met ongemak, onbegrip, onzekerheid, onuitgesproken verlangens, opgekropte emoties, wilde uitbarstingen. In de wereld om me heen zie ik een veelheid, die zorgt voor een verwilderde drift. We moeten functioneren te midden van systemen, modellen, schema’s, verantwoordelijkheden en grote hoeveelheden data. Dat is een veelheid waarin je als individu verdwijnt. Je moet jezelf wegdrukken, en die inspanning genereert een energie die we allemaal delen, maar voor elkaar verborgen houden. Dan hoor ik in mijn achtertuin hoe mijn buren met geveinsde kalmte inpraten op hun kinderen, terwijl ze inwendig koken van woede. Iedereen zit in een bubbel en elke bubbel kent dat keurslijf van een eigen gareel.”

“Ik mis falen, mislukken, toegeven dat je het ook niet weet. Ik mis schaamteloze openheid.

Wat ontbreekt is temperament, zegt ze." Dat is ook de reden waarom fenomenen als protestbewegingen en actievoeren haar interesseren. Dat gaat over buiten de normale orde durven vallen, tegendraadsheid, anderen ophitsen. Ik kan van populistische groeperingen van alles vinden, maar er zit veel emotie achter. Die emotie vind ik van grote schoonheid.

Behalve naar het slagveld van het dagelijks bestaan kent het werk ook veel verwijzingen naar het menselijk lichaam als object. Dat begon nadat zich bij Francine Claassen op 32-jarige leeftijd de ziekte van Graves manifesteerde, een ernstige schildklieraandoening. “Ik kreeg een behandeling met radioactieve vloeistof. Dat was een bizarre ervaring. Alleen mensen in maanpakken mochten in mijn buurt komen. Alles wat ik aanraakte was radioactief afval. Het heeft twee jaar geduurd voordat ik weer functioneerde. Later moest ik nog twee oogoperaties ondergaan om de stand van mijn ogen te corrigeren, door de ziekte stonden ze in een boze of bange stand. Het ziekzijn is zeer bepalend geweest. Ik heb gevoeld hoe het is om vast te zitten in een lichaam waarop je niet kunt vertrouwen en waarop mensen je beoordelen en veroordelen.”

Tijdens een werkperiode in het Europees Keramisch Werkcentrum in Den Bosch vertaalde deze ervaring zich naar keramische objecten die onder meer bestonden uit lange slangen en bossen okselhaar. Ze begon zichzelf daarmee te fotograferen en filmen, en ontdekte dat de kleine, herhaalde bewegingen die ze daarbij maakte nog interessanter waren dan de objecten zelf. “Kleine repeterende bewegingen geven een soort trance. Als een manier om de wereld weg te duwen en te ontsnappen.

Als kind bonkte ik zingend met mijn hoofd in het kussen om in slaap te vallen. Dat is herhaling uit verlangen om een andere dimensie te vinden.

Het speelt nog steeds een rol in mijn werk. Ik zoek naar spanning versus ontspanning, iets waarin danser en choreograaf Martha Graham meester was.” Deze fascinatie voor de trance of roes, als een mentale staat waarin de buitenwereld vervaagt of vervormt, brengt ze zelf ook in verband met vroegere ervaringen met drugs, uitgaan en festivalbezoek. “Als je drugs gebruikt kom je op lagen in jezelf die heel erg back to basics zijn. Waar niks meer wordt verbloemd. Ook in muziek vond ik de roering van een andere dimensie. Muziek is nog steeds een belangrijke leidraad in mijn leven en altijd aanwezig in mijn atelier.” Op haar playlist staan Heartless Bastards, Nouvelle Vage, Sylvie Kreusch, Luwten, Altin Gün, Spinvis, Klangstof, Nina Simone, PJ Harvey, Pumarosa en Fatoumata Diawara.

Voor collages gebruikt ze vaak foto’s die ze maakt tijdens workshops met leerlingen en studenten in het kunstonderwijs. Ze vraagt deelnemers om een tekst uit te zoeken, vaak een passage uit een recente krant, en daarop te reageren met een sculpturale act.

“Al bewegend en spelend met textiel en kledingstukken ontstaat vanzelf een vormentaal. Betekenissen ontstaan of verdwijnen, gewoon door te doen.

De deelnemers fotograferen elkaar en ik fotografeer hen ook, voor eigen gebruik. In die nieuwe context ontstaan weer nieuwe betekenissen.”

Soms kiest ze ervoor zelf in een foto of video te figureren. Dan fotografeert of filmt haar partner Richard, die goed aanvoelt waar ze op uit is. Ook haar dochter Lobke staat regelmatig model. “Dan heb ik een beeld in mijn hoofd waarvan ik weet dat het er beter uitziet als ik mijn dochter vraag omdat ze een jong strak lichaam heeft. Maar het kan ook gebeuren dat ik mezelf bij wijze van experiment inwikkel in repen textiel en de puilende huidplooien me juist goed bevallen. Dat vind ik een interessant gegeven.

Wie ben ik als lichaam? Er goed uitzien, daar moet je als vrouw steeds meer afstand van nemen naarmate je ouder wordt. Wat is daarin van mezelf, wat is van de ander? Hoe kan ik schaamteloos vrouw zijn?”

In zulk werk is ze er niet doelbewust op uit om een feministisch statement te maken. “Het ontstaat door te doen, het is intuïtief handelen. Maar ik ben product van de dag, dus neem de actualiteit vanzelf mee.”

Via haar werk wil ze de menselijke worstelingen omarmen en delen. “Dat is bevrijdend, daardoor kan ik zelf als mens meer ademen. Net als iedereen begeef ik me in een constant sociaal krachtenveld. Ik doe onhandige pogingen om mezelf in een ongemakkelijke situatie onzichtbaar te maken, terwijl ik daardoor juist extra opval. Of andersom, ik probeer mezelf groot te maken maar niemand die het ziet. We leven allemaal tussen blaaskaken en binnenvetters, muurbloempjes en roeptoeters. En daarin is het zoeken naar de precaire balans tussen jezelf overschreeuwen of juist laten ondersneeuwen.”